Tekst en foto’s: Bart Jonker
Blauwbekkend stond ik enkele jaren terug op een koude ochtend in januari bij de bushalte aan de Cruquiusweg te wachten op een bus die weer eens te laat was. Wat was ik die kou zat: op zo’n moment smacht je naar de warmte en zonnestralen.
’s Avonds thuis voeg ik de daad bij het woord: ik boek op internet een vlucht met Transavia, reserveer een hotel en op een donderdagochtend land ik op de Portugese Madeira Archipel die bestaat uit de eilanden Madeira en Porto Santo. De geboorteplaats en thuisbasis van voetballer Cristiano Ronaldo, die hier regelmatig zijn ouders en familie bezoekt, met het verschil dat hij per privéjet het eiland Madeira aandoet.
Al vanuit de lucht is te zien wat voor een betoverend eiland het is. Madeira kent eigenlijk maar een seizoen: de lente en dat het gehele jaar door met een gemiddelde temperatuur van 20 tot 25 graden. Bloemeneiland, parel of tuin in de Atlantische oceaan: Madeira kent vele metaforen.
De hoofdstad Funchal ademt een geheel eigen atmosfeer uit: op-en-top Portugees en toch eigenzinnig. Funchal (de naam betekent ‘venkel’) is ooit gesticht aan de zuidkant van het eiland, waar de stad vele zonne-uren weet te vangen. En bloemen, heel veel bloemen. Mijn hotel, zo’n 3 kilometer verwijderd van Funchals stadscentrum, bevindt zich tegenover het winkelcentrum Forum Madeira, waar ook veel bussen stoppen. Ideaal als je geen auto hebt en toch de plekken op het eiland wilt verkennen. Ook als je wilt gaan wandelen langs de levada’s, de beroemde aangelegde irrigatiekanaaltjes die het hele eiland doorkruisen.
Op een dag pak ik de bus van maatschappij Rodoeste om de westkant van het eiland te verkennen, richting de unieke zeewaterbaden van Porto Moniz, lido’s genoemd. In tegenstelling tot de goudgele zandstranden van Porto Santo, kent Madeira zelf bijna geen zandstranden. Voor zover er strand is, is dit bezaaid met grote kiezels en keien. Hoewel ze deze buslijn een ‘snelle lijn’ noemen, doet deze bus er zeker 3,5 tot 4 uur uur over om in Porto Moniz te komen. Voor een kaartje betaal je rond de 6 euro, maar de tocht is zeker de moeite waard. De sterk verouderde bussen, die niet voor het toerisme dienen maar eigenlijk om de lokale bevolking uit de dorpen te vervoeren, hebben iets authentieks: je proeft het dagelijkse leven van Madeira hierin.
De bus slaat na Funchal eerst de snelweg op richting de plaats Ribeira Brava. Langs de diepblauwe oceaan afgewisseld door de nodige tunnels, heb je vanuit de bus een prachtig uitzicht. De pittoreske Portugese huisjes, de bananenplantages met de kleine zoete bananen en de overweldigende bloemenpracht zijn een lust voor het oog. De lokale bevolking stapt op en af bij bijna niet waarneembare halteplaatsen, vaak zonder voetgangersgelegenheid. Je merkt dat de gemeenschap van Madeira erg met elkaar verweven is: veelal kennen de passagiers elkaar en spreken ze in een zwaar Portugees dialect de laatste nieuwtjes met elkaar door.
Uiteindelijk arriveren we in Ribeira Brava, dat doorsneden wordt door een rivier die daar in zee uitkomt en omsloten is door een hoge bergketen. Hier stopt de ‘sneldienst’ even voor een kwartiertje pauze. De chauffeur en de passagiers drinken een caffé, oftewel bica: een Portugese espresso en roken een sigaretje. Als iedereen weer is ingestapt, wordt de tocht vervolgd. Een paar haltes verderop stapt een controleur van Rodoeste in, die gewichtig de kaartjes van iedereen controleert en deze vergelijkt met de verkoop van de chauffeur. Na een paar haltes stapt deze weer uit.
De bus kronkelt door de smalle weggetjes in de bergen langs de kust door alle gelegen dorpjes. Het is werkelijk een droom: het uitzicht geeft een fraaie aanblik dat een idee moet geven hoe het Hof van Eden eruit gezien moet hebben. Helemaal vreemd is dit niet: in sommige volksvertellingen wordt Madeira als het overgebleven gedeelte van Atlantis beschouwd.
De bus rijdt door naar een van de vele zonnepunten aan de kust, die zijn naam eer aandoet: Ponta do Sol. En zo verder noordwaarts, via Madalena do Mar naar een grotere plaats: Calheta. In Calheta stapt het grootste deel van de passagiers uit. Na weer een korte pauze, rijden we verder langs de adembenemende kust, die geen enkel moment verveelt, richting Paul do Mar. We passeren dorpjes, kerkjes, barretjes en zien af en toe de levadaroutes opdoemen. Via Paul do Mar, bereiken we na ruim 3 uur de plaats Ponta do Pargo. Dit is een ‘must do’ om uit te stappen. Loop richting de vuurtoren en je komt bij een prachtige panoramaplek die uitzicht geven op de steile begroeide kliffen en bergen die loodrecht in zee vallen. Sprookjesachtig, rustgevend, spectaculair en geen mens te bekennen: het ruisen van de zee fluistert in je oor dat je hiervan moet genieten.
We rijden door naar Porto Moniz, waar we na een lange reis aankomen. En niet voor niets: de zeewaterbaden met een woeste branding en metershoge woeste golven moet je meemaken en gezien hebben. Prachtig. Daarnaast heeft Porto Moniz een indrukwekkend zeeaquarium waarin de Atlantische Oceaan met haar flora en fauna wordt nagebootst. Een en al spektakel: de verschillende vissoorten, waaronder ook haaien en pijlstaartroggen, komen op het lampje van mijn camera af en poseren alsof ze aan America’s Next Topmodel meedoen. Na al dit moois doe ik me tegoed aan de specialiteiten in de restaurants. Probeer eens de ‘lapas grelhadas’, een soort weekdier dat alleen rond Madeira en de Canarische Eilanden voorkomt. Net als de degenvis, die door de luchtdruk bij het vangen zwart van kleur wordt en eveneens een van delicatessen van het eiland vormt.
Na een overvloedige maaltijd, wordt het tijd om de sneldienst voor de terugreis te gaan opzoeken. En deze rijdt als de scholen uitgaan, gezien het aantal scholieren dat de bus bevolkt op de terugreis naar Funchal, inclusief de wederom ingelaste koffiepauzes: on the road again with Rodoeste…