Door Bart Jonker
Heemstede/Bloemendaal – Wie is de mol? Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat tuinliefhebbers met een strak gazon niet zitten te wachten op een bewoner als de mol (Talpa europaea, nu weet u meteen waar de naam Talpa van John de Mol vandaan komt) met een omgewoelde molshoop die hun tuin ontsiert. De molshoop verraadt de aanwezigheid van de mol die vooral onder de grond leeft. U zult mollen echter niet zo gauw zien. Gelukkig komen mollen in tuinen niet al te veel voor, omdat de mol zeer kieskeurig is qua grondsoort, die aan zijn eisen moet voldoen. Zo zul je een mol niet in een bodem van zand, modder of steengronden vinden. De aarde moet makkelijk om te woelen zijn, geen hoge zuurgraad hebben en dient bovendien voedsel te bevatten als regenwormen (zijn lievelingskostje), duizendpoten, maden, keverlarven (ook wel engerlingen genoemd), naaktslakken, geleedpotigen en andere insecten die onder de grond zijn te vinden. Weilanden vormen qua bodem vaak een ideaal leefgebied voor de mol. Net als de vorige week besproken egel en de spitsmuizen behoort de mol tot de groep van insecteneters (Eulipotyphla). Soms pakt de mol zelfs kikkers.
Bejaagd om zijn vacht
De mol kan van 11 tot 16 cm groot zijn, vrouwtjes zijn vaak iets kleiner. Hij is doorgaans zwart van kleur, echter kleine kleurafwijkingen en albino’s komen sporadisch voor. Het lichaam van de mol is volledig afgestemd op het leven onder de grond. Hij bouwt daar zijn nest dat bestaat uit een ingenieus ondergronds gangenstelsel, waarin hij op jacht gaat naar voedsel. Zo’n gangenstelsel kan tot op een diepte van 1.20 meter onder de grond zijn. De mol beschikt over unieke voorpoten, die zijn ontwikkeld tot als het ware naar buiten gekeerde schoppen, waarmee hij met grote snelheid kan graven. Hij lijkt wel een raket onder de grond. De mol is niet blind, maar ziet slecht. Zijn voornaamste zintuigen worden gevormd door een sterke reuk- en tastzin. Zijn neus is supergevoelig die gevoelige snorharen en tastzenuwen bevat. Een mol kan wel uitstekend horen, maar heeft geen oorschelpen, zodat de aarde niet in zijn oren terecht komt tijdens het graven. Ook zijn vacht is uniek en fluweelzacht. Opmerkelijk van deze vacht is dat de haren dusdanig zijn geplaatst in de huid, zodat hij zich makkelijk onder de grond voorwaarts en achterwaarts kan bewegen. De haren kantelen als het ware mee bij deze bewegingen. Deze vacht, die geen vleug kent, is daarom gewild in de kledingindustrie, waarvoor het dier helaas al eeuwenlang door de mens wordt bejaagd. Daarnaast bestrijdt de mens de mol helaas vaak op wrede wijzen, zoals met inzet van gifgas of scherven in de grond, omdat hij overlast geeft op grasvelden met zijn molshopen. Een natuurlijke manier om de komst van de mol te voorkomen is het planten van het bolgewas de keizerskroon, waarvan de bloem een geur van vossen verspreidt. Een mol zal dan gauw rechtsomkeert maken. Ook worden weleens flessen in de grond geplaatst, die met de wind een fluitend geluid produceren. De mol die van zichzelf al een gevoelig gehoor heeft, haat dit geluid. Naast de mens kent de mol onder de grond nauwelijks vijanden. Boven de grond zijn uilen, buizerds, marterachtigen en vossen de natuurlijke vijand. Zelfs reigers en ooievaars kunnen de mol als prooi zien.
Solitair dier
De mol is een einzelgänger, behalve gedurende de paartijd, die plaatsvindt van februari tot april. De mannetjes gaan dan op zoek naar de vrouwtjes. De worp die in mei-juni plaatsvindt, bestaat uit een tot zeven jongen. De mol richt daarvoor een speciaal nest in. Soms vindt in de zomer nog een tweede worp plaats.
Foto boven: De bekende molshopen in weilanden
Foto onder: Ook op plekken in het bos, zoals hier in Leyduin vind je molshopen, zolang de mollen bij het graven van gangen niet belemmerd worden door de wortels van bomen. (Foto’s: Bart Jonker).