Door Bart Jonker
Heemstede – Deze week bespreken we enkele sprinkhaansoorten en de fraaie bruine daglelie.
Wat springt er door de tuin?
Met springen bedoelen we niet de kids op een trampoline in de tuin. Wist u dat er in Nederland veel sprinkhaansoorten zijn? Ook de krekelsoorten behoren tot deze familie. Nederland kent maar liefst 36 sprinkhaansoorten. Daarnaast blijken andere soorten uit Zuid-Europa zich hier te vestigen en toe te nemen. Vorig jaar bespraken we in de Heemsteder de tamelijk zeldzame blauwvleugelsprinkhaan (Oedipoda caerulescens), die we plotseling in de tuin aantroffen, omdat hij eigenlijk zijn leefgebied in duin- en heidevelden heeft.
Door hun sterk verlengde achterpoten kunnen sprinkhanen een behoorlijk eindje springen. U hoort ’s zomer wel eens het gesjirp van de sprinkhanen en krekels. Dit zijn de mannetjes die de wijfjes lokken. Iedere sprinkhaansoort heeft zijn eigen ‘zangwijze’. Bekende sprinkhaansoorten zijn onder meer: de grote veldsprinkhaan (Stethophyma grossum), de gewone veldsprinkhaan (Stenobothrus stigmaticus) de boomsprinkhaan (Meconema thalassinum), de veldkrekel (Gryllus campestris), de wrattenbijter (Decticus verrucivorus) en de grootste soort de groene sabelsprinkhaan (Terrigonia viridissima), waarvan de wijfjes een vervaarlijk uitziende legboor bezitten. Ze doen niets, maar kunnen wel bijten. Een bijzondere sprinkhaansoort is de veenmol (Gryllotalpa gryllotalpa). Deze soort graaft een gang in de grond, met twee openingen, die dienen als ‘luidspreker’ om hun gesjirp te versterken. Minder geliefd is de huiskrekel (Acheta domestica), die eitjes legt in spleten en kieren van verwarmde huizen. Deze kunnen een aardige plaag vormen in huis.
Het gaat relatief goed met de sprinkhaan
Het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) meldde onlangs dat het goed gaat met de sprinkhanen. Net als dagvlinders fluctueren de aantallen per jaar. Het CBS baseerde deze trends baseerde op verspreiding. Bij de sprinkhanen zijn veruit de meeste soorten stabiel of gaan vooruit, zo is gemeten in het aantal vierkante kilometers dat zij bezetten. Tien soorten vertonen echter een negatieve trend. Omdat een toename in verspreiding in het algemeen ook een toename in aantallen betekent, lijkt het relatief goed te gaan met de sprinkhanen. Ook zijn er zeldzame soorten die minder gezien werden, zoals de wrattenbijter.
De fraaie bruine daglelie
Deze prachtige bruine daglelie (Hemerocallis fulva), met haar onmiskenbare roodoranje en gele tinten, vindt haar oorsprong in Zuidoost-Azië en werd ooit ingevoerd als stinsenplant. Ze komt hier en daar in Nederland in verwilderde vorm voor (zeldzaam), bijvoorbeeld in oude parken. Zij voelt zich thuis in lichte bossen, op nattige graslanden, maar ook op beek- en rivieroevers. Toch is deze vaste sierplant niet altijd makkelijk verkrijgbaar bij tuincentra. Ze bloeit van juni tot en met augustus. Deze fraaie lelie kan van 40 cm tot 1 meter de hoogte in groeien. Ze is echt winterhard en verdraagt maar liefst -25 graden. De bruine lelie is geen woekerplant en houdt van een zonnige plek op voedselrijke grond.
Foto boven: Bruine daglelie (Hemerocallis fulva)
Foto onder: Blauwvleugelsprinkhaan (Oedipoda caerulescens)
Foto’s: Bart Jonker.